Als masterstudent Pedagogische Ethiek heb ik mij eind 2015 verdiept in het beleid dat ten grondslag ligt aan professionele ruimte van leraren. Ook heb ik twee overleggen grondig bestudeerd om in de onderwijspraktijk het ontstaansproces van professionele ruimte te onderzoeken. Tijdens mijn beleidsonderzoek viel op dat het concept ‘professionele ruimte’ op veel verschillende manier gebruikt werd en vanuit veel verschillende invalshoeken werd benaderd. De Open Universiteit legde bijvoorbeeld een accent bij gespreid leiderschap terwijl de onderwijsinspectie een accent legde bij het afleggen van rekenschap. ‘Professionele ruimte van leraren’ leek een kneedbaar concept te zijn, dat door iedere partij op een eigen manier kon worden benaderd en voor meerdere betekenissen vatbaar was.
In mijn optiek, is de kneedbaarheid van ‘professionele ruimte’ zowel een kracht als een valkuil. De kracht kan zijn dat het concept een taal schept die bestuurders, beleidsmakers, schoolleiders, onderzoekers en leraren verenigd in één gezamenlijke intentie om ruimte te creëren voor leraren. Iedereen kan vanuit een eigen invalshoek de professionele ruimte benaderen en vormgeven, maar vindt elkaar in een gemeenschappelijk streven de positie van leraren te versterken.
Een valkuil van de kneedbaarheid van ‘professionele ruimte’ is dat het concept een verhullende werking kan hebben. Als de gezamenlijke intentie blijft steken bij een abstracte overeenstemming, terwijl de verschillende invalshoeken en perspectieven niet worden besproken of concreet worden gemaakt, werkt het concept vooral vertroebelend. Men leeft dan in de veronderstelling ruimte te scheppen, terwijl men uiteindelijk langs elkaar heen werkt. Het concept ‘professionele ruimte’ is dan een nieuwe jas voor hetzelfde beleid.
Om te voorkomen dat het concept een verhullende werking heeft is een dialoog cruciaal. Heel concreet betekent dit dat geëxpliciteerd wordt wat men bedoeld met professionele ruimte en wat er nodig is om professionele ruimte voor leraren vorm te geven. Juist in die dialoog, krijgt professionele ruimte werkelijk betekenis. Een pleidooi voor een dialoog lijkt misschien een vanzelfsprekendheid, maar tijdens mijn onderzoek van de twee overleggen in de onderwijspraktijk, leek juist die dialoog te ontbreken.
Tijdens mijn onderzoek heb ik videobeelden gemaakt van de overleggen die ik bijwoonde. Drie deelnemers aan het overleg, interviewde ik apart van elkaar. Iedereen liet ik dezelfde fragmenten zien. Op de momenten dat teamleiders in het overleg een stap terug deden en veronderstelden daarmee ruimte te bieden aan leraren, ervoeren sommige leraren een gebrek aan leiding. Ruimte bieden voor de één, bleek een gebrek aan initiatief voor de ander. Afhankelijk van het perspectief van degene die werd geïnterviewd, leek een hele andere professionele ruimte te ontstaan. Wat zou er gebeuren als men daar wel het gesprek over aan zou gaan?
Geschreven door: Pieter Boshuizen